index:
vorige:
herdenkingsveld bij nacht
Tante barst uit
na geruime tijd van roerloos luisteren
midden in de nacht op het Herdenkingsveld
stilletjes spiedend onder het genot van
een krentenbolletje, en luisterend,
ingespannen luisterend naar de stem,
het gezang en geschreeuw
begint ze opeens de woorden te herkennen.
ze kan de stem nog niet thuisbrengen
het is een vreemd overslaand geluid,
de stem van iemand die zelden spreekt,
die woorden uitgalmt, uitgilt,
de woorden vloekt en aait,
ze uitkotst en wiegt, ze inhoudt
en uitspuugt in onbeheersbare emotie.
Tante kent de woorden,
de woorden die ze hoort
zijn eindeloos vertrouwd
het is alsof ze haar eigen stem hoort schallen:
"Breek op" hoort ze, en nog eens "Breek op"
"Breek op" hoort ze ja ja ze hoort het
ze hoort "Breek op" en nogmaals
en weer: "Breek op.....
Breek op ....Breek op, Breek op....."
en dan gaat het door,
alsof het voelt gehoord te worden:
"Breek op en verdwijn...
Breek op....verdwijn
verdwijn
Breek op en verdwijn in de nacht".
hier springt Tante overeind.
ze weet waar het geluid vandaan komt en
zonder zich te bekommeren om al waar ze over struikelt,
haast ze zich, rent, springt en roept
ze weet niet wat.
ze is helemaal door dolle heen, Tante,
ze weet niet meer wie of waar ze is,
ze moet erheen en ze komt eraan.
geen sluippas of tijgergang,
geen stiekem beloeren, daar is
allemaal geen sprake meer van.
Tante is tot in het diepst
van haar Tanteziel geraakt.
ze komt hijgend, struikelend
bij het zinkende schip,
de boot waaraan Calea al zo lang aan bouwt,
het monument voor de getorpedeerde dichter:
"breek op en verdwijn.."
er is daar die stem
die de man van Mars roept,
de man van Mars, oh, ach
een traan schiet Tante door de keel.
ze staat abrupt stil naast de roepende
en ze zingt ze fluistert ze bezweert.
"zie niet om...
verdwijn in de nacht
breek op en zie niet om
verdwijn in de nacht en breek op"
in een soort duet, elkaar opjagend
schreeuwend en juichend,
opeens zijn ze stil.
dan kijken ze elkaar aan, heel even
en dragen ze het hele gedicht voor:
Breek op
en verdwijn in de nacht;
zie niet om naar het huis van uw hart.
laat uw leven liever vergaan
en verbloeden in eenzaamheid
dan nog langer de wegen te gaan
waarvan iedere steen u weer zegt
wat gij hebt misdacht en misdaan.
ga heen en weiger te staan
voor den bloedraad van een gericht
waarin gij uw jeugd hebt verteerd,
uw gloed en uw heerlijkheid.
want te goed is het hart
en te slecht
om te krimpen onder die pijn
en te slijten in zelfverwijt;
en het lijf om te worden verdeeld
door de honden wroeging en spijt
die knagend het vlees en het been
vermalen om slapen te gaan
als gij al uw kracht hebt verdaan
en uw laatste woord hebt gezegd
in het schuren van recht tegen recht.
want voor gij het voelt of beseft
is het vuur in uw ogen gedoofd
en het blinkende zwaard van uw woord
als een kaars bij de kaarsen gezet
om te sterven zoals het behoort.
zo woest en
hartstochtelijk
dat de boot ervan lijkt te gaan bewegen
dat het net is alsof de boot werkelijk schudt...
ach dat lijkt maar zo,
dat komt door de tranen
die Tante over het beproefde gelaat stromen.
nee nee, het is geen schijn, geen verbeelding
van Tante haar overspannen geest,
de boot komt wel degelijk omhoog.
de stilte die nu valt
zal Tante nooit vergeten.
ze verstomt, ze stokt, ze snakt,
ze staat en kan niet weg,
ze spert...ze ziet...
volgende: het
briefje