index:
index vervolg
vorige: portret van
de jolkapelse poeet
portret van de kraler poeet
hij ziet eruit als
een oude visser.
zijn wijde pofbroek en zeemansmuts
karakteriseren zijn verder wat vage verschijning.
baardgroei heeft hij nauwelijks,
waarschijnlijk tot zijn spijt.
met zijn frisse rode wangen
lijkt hij jonger dan hij moet zijn,
want je bent niet zomaar binnen een jaar al
toegelaten tot de felbegeerde orde der prediscipelen.
in dat kader mocht hij op het prediscipelenterrein
helemaal geen eigen woning bouwen
want alleen leerlingen hebben die bevoegdheid
en zelfs taak, maar hij trok zich
niets van die verordening aan en bouwde,
blijkt nu dan toch, een exacte kopie
van de woning van zijn jolkapelse collega,
gesierd met de zelfde pretentieuze tekst.
mogelijk is dat zijn dramatisch talent,
dat sterk wordt
gestimuleerd in de prediscipelengroep,
hem eigenaardig parten is gaan spelen.
zodat hij realiteit en fantasiem,
het zich overmatig vereenzelvigen met een karakter,
niet meer in de hand kan houden.
zijn uitgesproken afkeer van de man van mars,
die door velen vereerd wordt en eindeloos geciteerd,
heeft hem met menige kraler in conflict gebracht.
uiteraard wordt alles aan jaloezie toegeschreven.
daarbij komt dat deze prediscipel,
anders dan zijn aankleding doet vermoeden,
-of juist in overeenstemming met?-
snel gekwetst is en geneigd tot geweld.
dat wordt nog aangewakkerd door
de weigering van dies meer om
ook maar een enkele
van zijn Prachtige Poëmen te publiceren.
geregeld staat hij dan ook zelf
bij de lapidaire invallenvijver
uit zijn meest recente werk voor te dragen
want de beroemde heilige Vader Frans,
die wist het al: luisteren de mensen niet,
dan zijn er altijd nog de bloemen en de bijtjes,
de vogels en de vissen,
de dieren des velds die een ontvankelijk gemoed
paren aan zwijgzaamheid, als het tenminste
niet toevallig paartijd is,
want dan kunnen ze er wat van!
qually heeft, zijnde bewoner van de vijver,
wel eens een verzoek ingediend
om elders een podium op te richten,
maar de kraler poeet is een man van gewoontes,
en weet van geen ophouden of wijken, helaas.
hoe dit alles spoort met de jolkapeller,
daar kan hella nog niets van zeggen.
misschien is een confrontatie
de meest logische en aangewezen weg
om meer te weten te komen.
ze schrijft meteen een poëziefestival uit,
en wie komen er opdagen?
achtendertig quasi- en aspirant-dichters,
met poëzie waar menige beroepspoëet
zijn vingers bij zou kunnen aflikken,
en dan ook heel veel kreupeldichten
en sinterklaasrijmen natuurlijk,
ook nogal wat persiflages op dubbele
en misschien wel driedubbele identiteiten,
maar geen van beide poëten.
hella gaat languit liggen op en strook gras
om alles te overdenken
en te wachten op Het Licht
of een onthullende droom.
volgende: klare taal