de broer en zus uit de spraakmakende
familie Van Somberen doen weinig van zich horen
en er zijn lezers die zich afvragen
wat er toch van hun met zoveel elan
opgerichte partij
POG is terechtgekomen.
Het volgende verhaal, dat gepubliceerd werd
op de omgekomen adviessite van
Son en Von,
die het verhaal vertellen,
-en waarover binnenkort-
zal veel duidelijk maken:
GROTE ZUS en
klein BROERTJE
Ons bereiken tal van verzoeken om advies
betreffende prangende problemen dicht bij huis.
Wij maken op grond van onze eigen interesse
en ons medeleven met de vragenstellers een prioriteitenlijst.
Als eerste behandelen we wel een heel elementair gezinsprobleem
dat diepe voren trekt in het leven van getroffenen.
Het gaat hier om de positie van de mens in het gezin waaruit hij voortkomt.
De verleiding om hier de dierenwereld bij te slepen is bijzonder groot
maar daar willen we niet aan beginnen
omdat we mensen ten eerste inzicht willen verschaffen
in het ontstaan van hun moeilijkheden.
Als ze dat eenmaal via intense studie van deze pagina hebben begrepen en
herkend,
dan zien ze vanzelf in dat er niets aan te doen is.
Dan kunnen ze hun krachten en concentratie afhalen
van het doorgronden en veranderen van het onmogelijke
en zich aan belangrijker zaken wijden
zoals daar zijn zwemmen, tennissen en dansen.
De vragen die gesteld worden vallen in twee categorieën te splitsen
die eigenlijk onder een noemer vallen.
1. Waarom blijf ik altijd het kleine broertje?
en
2. Waarom moet ik voor eeuwig de grote zus zijn?
Deze fundamentele vragen, die niet alleen het familieleven
maar de hele positie in de maatschappij van betrokkenen betreffen,
kunnen eenvoudigweg beantwoord worden met:
1. had je maar eerder geboren moeten worden.
en
2. dat ligt aan je broertje.
De grote zus bestaat bij gratie van het kleine broertje.
Grote zus laat zich normaal niet in die positie brengen,
denkt ze ....maar haar hele vorming is ervan doordrenkt.
Het zit zo:
Grote zus is, zeker als er sprake is van een hele rits kinderen na haar,
gewend dat haar dingen worden afgepakt, ze overal de schuld van krijgt,
de jongeren als schattiger worden betiteld in haar bijzijn,
ze nooit terug mag slaan, bijten, treiteren of dreigen,
ze nooit tekenen van jaloezie mag vertonen,
dat de jongeren dingen mogen die zij
niet in haar hoofd moest halen op die leeftijd,
dat ze geacht wordt de normen en waarden
van de ouders over te brengen op de jongeren.
"Je hoeft alleen de oudste maar goed op te voeden!"
Dat ze gebruikt wordt als slaghout, als broddellap, als aambeeld,
als zowel lichtend als afschrikwekkend voorbeeld.
Ze is gewend voor anderen op te komen,
de kastanjes uit het vuur te halen,
het pak slaag te krijgen dat voor anderen bedoeld had moeten zijn,
te helpen en beschermen, wegen te banen en de ouders een lesje te leren.
Voor klein broertje liggen de zaken totaal anders.
Was in eerste instantie ("alwéér een kind") hij niet echt welkom,
dat veranderde terstond op het moment dat hij het levenslicht aanschouwde
en de buitenwereld van zijn innemende verschijnen verbluft stond.
Iedereen is blij met dit jochie.
De moeder voelt zich nog wat schuldig over dat ze hem eerst niet wilde
en overlaadt hem met troetels waarop niemand ooit getrakteerd is,
de vader ziet meteen
dat het een geweldig kind gaat worden en geen
papjochie.
De andere kinderen worden door zijn geboorte allemaal ouder.
Ze schuiven een stukje op in de kinderrij.
De jongste is, hoera of helaas, de jongste niet meer
en de op één na jongste schuift ook op naar boven.
Is er sprake van een lange rij kinderen
dan worden ze bij elkaar ingedeeld
en mag het tweede kind al delen in het oudsteschap
met de omschrijving "de twee oudsten".
De twee daarop volgenden hebben het beste deel verkoren
en tot aan de twee jongsten hebben alle tussenliggende kinderen
een rustig en onopvallend leventje vol bescherming en uitdaging.
Zij komen meestal ook het best terecht.
De enige die haar positie niet gewijzigd
maar wel verzwaard voelt is de Grote Zus.
Het jongste broertje komt dus in een opgemaakt bedje.
Het wordt bemind en vertroeteld door iedereen, getroost als het huilt,
veelvuldig gekust en op schoot genomen, het zit nooit in de box,
er wordt mee gespeeld en het vertedert ieder door al wat het doet.
Uiteraard is het een schatje om te zien
en door al die aandacht en liefde ontwikkelt het zich voorspoedig,
zou je zeggen.
Het hoeft maar het kleinste kikje te geven of er is al iemand aan het zorgen
dat het krijgt wat het begeert, het hoeft maar te geeuwen
en iedereen knuffelt het omdat het zo schattig kijkt,
het hoeft maar eh eh te zeggen
of iedereen probeert zijn wensen te raden en voorkomen.
Nooit hoeft het zijn speelgoed af te geven,
nooit moet het maar zien dat het zich amuseert,
nooit krijgt het een tik of straf
want daar staan de oudere kinderen garant voor.
Kritiek daar heeft het nog nooit van gehoord,
want alles wat het doet en zegt is wel gedaan.
Al zijn initiatieven worden juichend onthaald en ieder haast zich
om op de bovenste plaats van zijn voorkeurszusje te staan.
Kortom het kind wordt helemaal gek verwend.
Dat uit zich pas later want het ventje
ontwikkelt zich rustig en veilig en ziet wat het ziet,
hoort de struggle for life, het spel en het onrecht en het blijft er buiten.
Problemen worden voor hem verstopt, of opgeruimd voor hij eraan toe is,
en zo komt het dat het kind een zeer eenzijdig beeld krijgt
van zijn positie in het leven.
Het vindt het normaal dat het krijgt wat het hebben wil,
dat anderen het vuile werk doen, dat het niets hoeft te doen
om sympathie te winnen en dat het een wonder van Gods natuur is.
Omdat het gewend is dat anderen er zijn voor hem,
hem helpen, voor hem in de bres springen,
hem beschermen en verdedigen,
komt hij vaak later in zijn leven van de kouwe kermis thuis.
Dan heeft zich zijn wereldbeeld echter al gevormd
wat betreft wat goed en rechtvaardig is en daar zit hij.
Je ziet jongste broertjes in hun latere leven nukkig en nurks worden
als ze niet op hun wenken bediend worden.
Enerzijds vinden ze dat ze al een hele Piet zijn en verzetten ze zich
ertegen
om altijd betutteld te worden en het object van vertedering te zijn,
anderzijds kunnen ze nooit helemaal op eigen benen staan.
Ze moeten dus op zoek gaan naar een partner
die de rol van de oudere kinderen overneemt
zodat ze zelf buiten schot, in de luwte kunnen leven.
Ten opzichte van de oudere broertjes en zusjes en gezagsdragers
ontwikkelen ze een norse en tegendraadse houding,
waarvan ze maar niet kunnen begrijpen dat iedereen daar niet vertederd om
glimlacht.
En waarom worden ze niet getroost en geprezen
als ze anderen aanvallen of trachten te kwetsen? Hoe kan dat?
Wat is er met de wereld aan de hand?
Ze voelen zich niet serieus genomen en dan kunnen ze,
in geval de ouders verzuimd hebben om corrigerend op te treden,
verworden tot verwende, ontevreden volwassenen
die altijd gelijk willen hebben en vooral krijgen,
die blindelings om zich heen schoppen,
vaak ook naar mensen die het maatschappelijk verder geschopt hebben,
en die verontwaardigd zijn als ze niet ontzien worden.
Ze meten zich in hun wanhoop een standpunt aan
dat zoveel mogelijk afwijkt van de in hun ogen bestaande orde
en houden daar Principieel of te wel hardnekkig
en zonder enig gevoel voor verhoudingen aan vast.
Ze durven niet om zich heen te zien
en hebben grote moeite met iemand recht in de ogen kijken,
gewend als ze zijn dat hun gedachten geraden worden.
Niemand mag de gedachten raden die ze, eenmaal volwassen,
door hun hoofden hebben denderen.
Wie ze iets in de weg legt zal ervan lusten.
Ze durven niet met open vizier te strijden want ze zijn bang voor de klappen
die ze altijd voor anderen bestemd hebben gezien.
Je kunt ze wel achterbaks noemen maar ze weten gewoon niet wat het is
om anderen te vertrouwen.
Ze ontwikkelen deze eigenschappen heel jong
en zijn dus niet mededeelzaam in alle betekenissen van het woord.
Ze hebben nooit hoeven delen.
Ze kregen in hun schoot geworpen waar anderen voor moesten vechten,
nooit hoefden ze hun standpunten te verdedigen om tot een mens te worden
die weet waar hij voor staat, om hun kijk op het leven te toetsen en
eventueel bijstellen.
Waren de ogen van anderen vroeger op ze gevestigd,
dan was dat altijd met een goedige glimlach,
hoe bont ze het ook maakten.
Alles kwam ze aangewaaid en nu staan ze daar ineens midden in de Boze
Buitenwereld.
En nu, hoe moet dat?
Natuurlijk snapt klein broertje niet waarom Grote Zus hem alles vergeeft.
Daarom zal hij zich ook altijd tegen haar richten
als hij zich tekortgedaan voelt door het noodlot,
zich een gewone burger voelt waar hij een genie, een goddelijk kind is
geweest.
En zij?
Hij neemt het haar kwalijk als ze hem behandelt als een kind
en hij neemt het haar kwalijk dat ze weigert hem te behandelen als een kind.
Het leven is lijden.
Hiermee wil ik dit onderwerp aanbieden aan de meelevende lezersschare.
dit stukje heeft heel wat reacties
opgeleverd.
die zullen we nu ook maar
meteen publiceren
als volgende verhaal
onder de titel:
vervolg op Grote Zus klein broertje