augustijn gaat vrijwillig
waar iedere ander,
zou je zeggen,
in het zweet zijns aanschijns
-dat is: met frisse tegenzin-
zijn dagelijks brood zuur verdient
zodat hij na gedane arbeid
zoet kan rusten,
is zuster Augustina Thereza,
-van nu af op eigen verzoek "gewoon Augustijn"-
er eentje van het snelgroeiende gilde
der "minnebroeders" en -zusteren,
zoals ze dat zelf uitdrukt,
der helpers en troosters
om niets dan het aanzien,
de dankbaarheid, om het
zich verheffen tot een plusbroeder of -zuster.
ze sjouwen en duwen, vergaderen,
reiken aan, geven mee, verbouwen,
helpen, bemoedigen, regelen, vergezellen
waar ze maar kunnen.
en dat alles omdat:
de eenzaamheid is groot zonder moeten.
het zijn sterke benen die de weelde
van het nietsdoen kunnen dragen,
die de eenzaamheid en het gebrek
aan moeten, aan verplichte prikkels
als uitdaging kunnen zien en weten te benutten.
velen zijn geroepen en weinigen uitverkoren.
om de geroepenen gaat het hier.
ze zijn te oud of dom, te ziek
of lastig, te lui of onhandig
om aangenomen te worden
door lieden voor "wie geld dat stom is
rechtmaakt wat krom is."
ze zijn uit het leven dat Arbeid heet
weggevallen, verstoten,
overbodig verklaard, opgeteerd.
ze hebben steeds hun plicht gedaan
en nu mogen ze gaan Genieten.
of ze zijn voortijdig
in onmin geraakt met degenen
die bepalen wie wat waard is en wanneer.
je zou denken: "hoera! eindelijk!
eindeloos!" eindeloos
denken, doen die dingen
die ze altijd wilden zolang het niet kon.
maar nu ze dan zitten
achter hun geraniums en computers
met katten op schoot en kopjes thee,
weten ze niet wat
ze ook alweer wilden.
ze voelen zich -geheel terecht-
terzijde geschoven, gedegradeerd
tot nietsnut, profiteur, uitkeringstrekker.
wat moeten ze antwoorden
op " hoe gaat het met je? druk zeker?"
-als iemand al de moeite neemt
zoveel belangstelling op te brengen-?
na een "welverdiende vakantie", na
alle vrienden en kennissen opgezocht te hebben
die ooit nog eens nodig bezocht moesten
na kleedjes kloppen en verbouwingen,
stadjes bekijken ommetjes maken,
kofjes drinken hier en daar
-dit alles al dan niet gepaard aan
tientallen afgewezen sollicitaties-,
lezen, puzzelen, bridgen, sporten,
weten ze het niet meer.
op een ochtend -laat al-
staan ze geeuwend op met
weer zo een eindeloze dag voor zich
en ze horen zichzelf
tegen de spiegel zeggen
"ik verveel me zo
oh, osewiesewo
ik verveel me zo."
en de spiegel kijkt ze aan
en zucht en zegt "Eureka!
Vrijwillig Werken is goed,
is braaf is mooi, is leuk is
Heel Bevredigend en Dankbaar is
Veel en Veel Beter
dan onvrijwillig werken,
waarmee je alleen maar geld verdient.
òp dus naar de Vrijwilligersbank."
zo verging het Augustijn,
zo verging het de jaloerse minnaar,
zo verging het zo velen.
en hoe het verder ging,
dat lees je ooit op
"Het Slachtoffer"
of op "Vrijwillig Onvrij"
of op allebei.
volgende: vrijwilliger en slachtoffer