de Oude Dame ligt lekker
en is verzaligd aan het dromen
van dingen die gekomen en gegaan zijn
van vergane glorie en roemrijke dagen
van liefde en lachen
van boompje klimmen toen ze 8 was
hoger dan wie ook,
van toen ze nog Vonneke werd genoemd,
van haar Shetland pony Hannibal.
en ze probeert weer eens tevergeefs
haar minnaars te tellen.
ze is blij dat ze nu ongestoord
en ongezien kan wegdommelen
met alles wat behouden bleef,
met in haar hoofd alleen
wat de moeite waard was.
ze vergeet alleen
wat haar niet bevalt.
dat is een zegen tegenwoordig.
dan schrikt ze op:
er wordt geklopt
en voor ze goed en wel
haar haar heeft opgebold
staat daar een vreemde vrouw
die zegt "hallo ik ben er
voor u ben ik gekomen.
ik ben Augustijn
en ik kom voor een praatje,
om met u een praatje te maken,
of een ommetje, ik kom
een kaartje leggen, uw
foto-albums bekijken en
een krantje voorlezen als u wilt.
wat u maar wilt. aangenaam!"
ze was vergeten dat ze ja
had gezegd toen iemand
-ze weet niet meer wie-
vroeg of ze veel alleen was.
ze had moeten bedenken
wat voor een gevolgen dat kon hebben.
dat zag je nou maar weer!
ze schudt Augustijn de hand,
zegt "mooie naam" en "komt u van ver?"
als het na enkele minuten stil is
vraagt ze nog eens "was het ver?"
toen ze er dan na een kwartier tussen kon komen
zei ze "zozo, dat valt niet mee."
en daarna een paar maal "jaja".
en "hmhm" toen Augustijn iets vroeg
wat haar niet aanging.
nu liep Augustijn ongevraagd naar het keukenblok
om een potje thee te zetten.
"wie is hier nu de gastvrouw,
zij of ik. wat denkt ze wel!"
mompelde ze in zichzelf.
ze zag haar in de la kijken
en in het kastje.
ze vond het zeefje
en zei "zo, dan drinken we nu
gezellig samen een ...."
meer hoorde de oude dame niet.
ze zag zich ineens met een tedere
hartstochtelijke man op de rand
van een bad de glazen heffen
en klinken en ze klonken
zo hard dat zijn glas brak
en ze vielen achterover
in het water
en hij benoemde haar tot kampioen
en..." daar was Augustijn weer,
die zei: "wat wilt u?
wat doen we samen?"
ze wou helemaal niets samen.
dat ging ze zeggen!
wat dachten ze wel:
zo iemand op haar afsturen!
toen ze opkeek viel ze
in de wanhopige ogen van een vrijwilliger,
ineens begreep ze.
"dit komt op mijn pad nog,
ik moet me ontfermen."
dacht ze helemaal niet hardop.
ze glimlachte en knikte:
"goed" sprak ze, "goed, kind:
laten we volgende keer
een stukje gaan wandelen."
volgende: Troosteres der bedroefden