25
de dingen roeren zich
woelig in een mond
als de mijne
de schrille kleuren
van de zondvloed
moeten hemeltergend
grijs
geweest zijn |
26
al reik je me
nooit meer de hand
ik wacht totdat
je wéér zult komen |
27
je dringt me enger
in een hoek dan ooit.
al liegen onze woorden
nog zo wreed
ik voel me veilig
binnen het schijnsel
van je afkeer
|
28
je was gekomen
om te beschuldigen.
je zei "ga zitten,
eet iets lekkers"
en je begon met
waarvoor je gekomen was
|
29
ach, neem mij ook
mezelf maar af
zoals je nam mijn ouders
waaruit ik ben geboren:
nooit bonden zij
met liefdesbanden mij
aan zich. ik ben
zo los zo gruwelijk
los van ze
al mijn vrienden ook
ontnam je me
onder het mom van
vrijwillig afstand doen voor...
wie ben je
dat je dat kunt doen
en ga je me morgen
ècht mezelf ontnemen? |
30
ik wil je zeggen
hoe ik meevoel
maar mijn tanden
ontbijten de woorden
hun betekenis
je hoort alleen
hoe ik mijzelf bestraf
|
31
ga weg
ga elders nu
de wolken waaien
met je mee
ga nu
gelukkig zijn
ik zit teveel
mijzelf reeds in de weg
om nog voor jou
wijken te kunnen |
32
al zitten we
warm en diep
achter het betraande raam
elkander lief te hebben
in dit klein vertrek
wij weten toch
een wereld
staat voor ons open
|
33
betonnen trap
jij stond een stukje lager
ver geleund over dit zwaarmoedig land
-dit is een stad- zei je
-is mooi en dit is Hollands-
je wapperde mijn ogen in
de lucht viel rood opzij
ik ken je niet
maar dacht jij denkt:
een wonder, vrij te zijn
jij mompelde slechts
ademloos -dat doen de wolken-
|
34
kraai niet
als ik soms snikkende
je voornaam fluister
ik roep je dan
|
35
blijf niet
oh blijf niet achter
ik wil niet immers
dat je zien zult
hoe ik wankel
|
36
toch is er hoop
op beterschap
want onze vingers zijn
nog nauwelijks versteend
|