berenklauwgedichten
ik laat de boeren
dorsen bij tegenwind
de verbrande akkers
bestuiven mijn ziedend hart
de kook erover
en sneeuw dan
koele witte sneeuw
de hitte van de dag
dringt in mijn kouwe kleren
nergens genade
voor verzengend recht
veel mussen zijn er niet
om van het dak te vallen
asfalt smelt druipend
de straat uit de weg af
geen zomerbriesje zucht
nergens ijs in zicht
erbarm u oh erbarm u
van genade geen sprake
verdorste berenklauw
valt over gedorste
zoveel woeste luister
vermoord en onteigend
maar volgend jaar
de wraak van het zaad
laat af van mij
kom me niet te na
ik ben onaantastbaar
al kap je me sla
je me haksel je me
ik zal wederkomen
en jij zit op de blaren