index:
index vervolg
vorige: padje pee en zwamma terug

laila en de buitenwereld

andere mensen zijn haar een last,
een ongemak een storing,
ze ervaart ze als synoniem aan herrie,
eisen, claimen, klagen, zeuren,
pietepeuten, aandacht vragen,
opjagen, tijd verdoen en onbenul.
als ze de medemens niet kan vermijden
of helaas van node heeft,
vermijdt ze waar mogelijk oogcontact:
slechts als een woord, een houding,
een gebaar, een prikkel haar
als aangenaam treft,
zal ze een korte blik werpen
op de onruststoker om te zien
of die misschien toch van haar gading is.
meestal niet.
dat komt zo:
haar ouders hadden dus dat hotel
en zes kinderen.
gasten en kinderen.
de meeste gasten houden er niet van
met de levensvreugde en het gegil,
het gejengel, geren, gejuich van kinderen
geconfronteerd te worden
als ze "voor hun rust"
een hotel boeken in een natuurgebied.
dat begreep haar vader zeer wel.
haar moeder vond kinderen hinderen,
maar was katholiek, en zo
kwamen er tot haar woede zes.
"kinderen mag je niet zien
en zeker niet horen,
dus loop achterom en houd je stil!"
was het devies.
en zo wil het kind van weleer
nu wegwezen van iedere gast,
verre van iedere vreemdeling,
van haar ouders en van wie dan ook.
zo gaat dat.

volgende: spelregels niet voor u