index
ivyrose
vervolg index jolkapelle
vorige: de
voorzitter zoekt harmonie
huisbezoek
hij verwelkomt
haar huiselijk op zijn sokken
met een voorgenomen kus op haar wang.
zij voelt zich door en door verwend.
het kost haar geen enkele moeite
om zich aangenaam verrast te laten meevoeren
door zijn nieuwe woning, het huis
dat hij maandenlang aan het inrichten is geweest.
er lijkt niets samengeraapt, alles
is afgestemd op elkaar en doortrokken
van zijn ideaal, doordrenkt
van zijn behoefte aan rust.
overal staan, hangen en spiegelen
serene boedha's haar tegemoet,
tevreden in zichzelf gekeerde
dikke glimmende hoofden,
die eruitzien of ze net
een peer hebben gegeten, zo'n sappige,
vindt ze zwijgend, zo glanzend glimlachend
met uitgerekte oren en met
midden op het voorhoofd een pukkel
als een geuzenteken.
pukkels zijn er om af te snijden.
ze duiden op gifstoffen,
heeft ze altijd gedacht, maar zij dragen ze,
net als hun opgezwollen buiken
en uitgelubberde oren, met trots.
ze zitten met hun benen gekruist,
en behalve dat hun borsten te breed zijn,
en hun hoofden kaal, verraadt niets hun geslacht.
het zijn natuurlijk eunuchen, die verschoond blijven
van verzoekingen en de dwingelandij
van het begeren, eigen aan het man-zijn.
ze kijken recht voor zich uit de leegte in.
nee de ledigheid toont zich in hun houding,
hun roerloze zitten getuigt
van een volkomen in zichzelf opgaan,
niet van een wachten, niet van luiheid.
zoiets mag je niet opperen.
boedha is een denker.
en wat hij denkt is: rust,
innerlijke vrede, stilte. leegte.
sommige hebben de ogen half geloken,
ze vermoedt dat die met welgevallen
hun buik aanschouwen, een navelstaren
waar geen navel meer te ontdekken valt.
ze zijn natuurlijk niet van niets
aan die buik gekomen.
misschien is het wel zo
dat ze zitten na te genieten
van een heerlijke, iets te overvloedige maaltijd
met een overdosis aan zoetigheden en room,
en halfbewust hun spijsvertering
met genoegen gadeslaan, en voelen en beluisteren.
en deze man, die ze liefheeft,
omringt zich hiermee, en brandt een haard
en kaarsen. en er is meer:
er zijn olifanten met zware poten
en grote slurven, grote, grote slurven...
en slagtanden naast die slurven,
scherpe, lange slagtanden,
zodat je zou willen weten
of de slurf de slagtanden beschermt
of zijn de slagtanden er
om de slurf buiten gevecht te houden?
ach, dom. olifanten hoeven niet te vechten.
ze moeten bomen omtrekken,
stammen versjouwen, zich laten optuigen
en beschilderen, gebruiken als voertuig
voor soldaten, pasja's en toeristen,
koeioneren door jongens
die weten waar hun zwakke punten zich bevinden.
de olifant, het grootste en sterkste wezen,
dat voor niemand bang hoeft te zijn,
laat zich sturen en leiden, gehoorzaamt
en laat zich straffen.
zij ziet het allemaal voor zich en denkt:
ze leven in hetzelfde land,
de boeddhisten en de olifanten.
ze staan op, die boedhafiguren,
ze eten en plassen en gebruiken olifanten.
mag dat dan zomaar?
hij leidt haar naar de ontbijttafel.
volgende: boeda
en olifant