index jolkapelle
index vingeroefeningen

sprookjes voor madieleid

1.

de golf die stilligt
zal opdrogen en eindigen
als een streep van zout,
een rimpeling in het zand
of hij is verkild bevroren.

rotsen staan
water vloeit

2.

het water spoelt rond de rots
de rots staat waar hij staat
het water gaat waar het gaat.
zonlicht kleurt hen beiden
zodat de schittering zichtbaar wordt
van de mossen en wieren,
ontsprongen aan rots en water:
rots die ze draagt,
water dat ze voedt.
en daar zijn de strandlopertjes,
de slakken, kreeftjes, mosselen.
de rots en het water: het leven.

3.

er was eens een rots
die door Greenpeace in de zee was gelegd om,
zoals het een rots betaamt,
louter door er te zijn
te verhinderen dat de zee werd leeggeroofd
door hebzuchtige grootvissers
die niet verder konden kijken
dan hun neuzen lang waren.
de rots deed wat hij kon
door te liggen en heul te bieden
aan wie zich wou verstoppen
voor een ander, aan wie wilde ontsnappen
aan lijfsgevaar, aan wie rust zocht
temidden van de woelige baren.
op een dag kwam een zeemeermin
hijgend schuilen in de luwte.
toen ze een beetje uitgerust was
vroeg ze aan de rots:
"vind je het prettig
om altijd zo star en standvastig te zijn,
zo stil te liggen en nooit te rollebollen,
zo een sta in de weg en zware bonk?"
de rots had daar nooit over nagedacht.
hij vroeg, om tijd te winnen
- temidden van de zeeën van tijd die hij had-
of het haar niet verveelde
om altijd maar rond te zwalken
in de dromen van zeelieden,
en daar onvervulbare verlangens te wekken.
de zeemeermin huilde een beetje
toen ze antwoordde:
"ik heb geen benen."
" je hebt prachtige armen"
fluisterde de rots.
en toen ze aldus gesproken hadden
glimlachte de meermin en aaide de rots
en de rots wapperde met zijn wieren.