index
index
ivyrose
vorige: binnengekomen post over Tolmalfabet
Meyendel
http://www.waarneming.nl/zoek.php?q=gebied%3A+meijendel&all=1
http://www.ivnvechtplassen.org/ivn_vogels/
Zo en nu kan iedereen zoeken naar het kt-geluid
dat koppiekoppie bij het quackjeswater ook al meldde,
zoals Wanny het hoorde in het berenklauwenbos.
wie het weet houde het niet voor zich!!
Alles wat tot je komt via je zintuigen wordt automatisch vergeleken
met andere, vroegere indrukken.
je bent eigenlijk steeds dingen aan het vergelijken en toetsen.
vandaag waren de polder en de duinen aan de beurt,
het bos en de weilanden en vooral wat ze te bieden hebben aan de vogels
die er verblijven.
"Meyendel oh Meyendel, wat ben je wonderschoon" neuriet wanny
en ze denkt aan de polder.
daar is het ook wonderschoon maar heel wreed:
altijd moord en doodslag, kommer en kwel.
hier zie je allemaal plekken -en vooral zie je veel plekken niet-
waar iemand zich kan verstoppen, kan verbergen voor belagers,
rustig kan zitten te zingen zonder meteen opgegeten te worden
of zijn kroost te verraden.
"oh Meyendel" zucht wanny,
"kon ik je maar kopieren en plakken in mijn polder...
voor een paar maanden maar, laten we zeggen van februari tot half juni
zodat ook de waterhoentjes eens een jong groot konden krijgen
en de weidevogels,
oh wat is dat ook voor doms om midden in de polder te gaan zitten
met al die overvliegende rovers, die niets ontgaat."
wanny wil er verder niet aan denken
omdat de schepping nou eenmaal niet volmaakt is
en de schepselen daar de schuld van krijgen.
of in ieder geval had de schepper geen meelevend hart.
zeker niet wat de polders betrof
terwijl hij kon weten dat er polders zouden komen
en bevolkt zouden worden.
in de braambossen zingt een nachtegaal,
of in de grillige meidoorn of zelfs in de brandnetels het maakt niet uit.
hij wordt niet gezien, wel genoten
terwijl hij serieus zijn territorium aan het opzetten is,
aan het opzingen is tegen soortgenoten.
wanny sluipt heel stil rond en zo ontmoet ze,
denkend aan vossen en reeen,
een eekhoorn en twee duinkonijntjes,
die allemaal hetzelfde reageren: staat zij stil, dan staan zij ook roerloos,
beweegt ze, dan vluchten ze in een ommezien weg,
schuilplaatsen in overvloed...oh weidevogels...
en er is ook een grote verscheidenheid aan bomen.
volkomen anders dan in het berenklauwenbos
waar vele bomen aan het sterven zijn en er weinig nieuws uit de grond komt.
dat is ook een polder geweest
maar als bos nu, zo rommelig, zo verwaarloosd, zo stil en vol dood,
herbergt het de berenklauw, de koning, keizer, admiraal!!
de zon schijnt over Meyendel
er haast zich een citroenvlinder naar een bloesemboom,
boven, hoog in de lucht, vliegt een kiekendief,
die natuurlijk ook uit is op andermans jongen.
maar die hebben hier een kans.
en je ziet allerlei verschillende bomen en planten in verschillende stadia:
oud, jong, middelbaar, dood, net ontluikend,
krom en nog in de dop vol geheimzinnige geluiden,
-in de verte het onvermijdelijke vliegverkeer-,
donderkopjes volop in het water en alom de geur van geluk.
in hoge dennen zoekt ze uilen maar die heeft ze nog nooit gevonden,
wel gehoord... en dat brengt haar op de talloze
veelal zeer gelukkige herinneringen die ze hier heeft.
daar zijn de natuurgroepen met hun eigenwijze,
wereldvreemde, heerlijke rondleiders,
de vossen -ze herinnert zich iedere ontmoeting ooit,
maar het scherpst de eerste...en die van de witte op het ijs-,
de zonsopgangen ieder jaar een paar keer, de peperbussen.
het moerasje, de ochtend met Zwaantje en loedie
later de tochten met de kinderen in de kijfhoek
en daantje met de mondvoorraad op haar rug,
de soesjes op de vuurwerkavond op de duintop,
de eerste nacht met nachtegaal,
de meikever door de insectenman uit de boom geschud,
het piepend wieltje of zilveren belletje,
de uitgang van de kijfhoek niet kunnen vinden,
de veenmol, slachtoffer van de vlinderman,
de komst van de paarden en runderen,
de haarknipperij op de duintop met de vlokken in de wind
de wielewalen en de zoektochten daarnaar.
overal en overal ook de paddestoelen,
de geluiden, het gesluierde en soms zo felle licht,
hoe warm het was en hoe ver, het gevoel van intens geluk.
ze komt even in de verleiding om bij de watertoren patat met bier te nemen,
maar de tijd dringt. in de tram naar huis haakt ze aan haar roze sjaal
heel stil en ingetogen en helemaal niet moe.