index
index ivyrose

vervolg index jolkapelle

op een zondagochtend in oktober
besloten ruthie en wanny
op verkenning uit te gaan.
ze wilden eens zien hoe dat gaat
als je een voorstelling zou willen geven
met een koor in een concertzaal.
en daarom trokken ze
naar het prachtige kunstgebouw Godenlans
alwaar een kamerorkest
voor de muziek zou zorgen.
onderweg kwamen ze Bridger Geer tegen
die ze later terugvonden op de achterste rij.
zelf zaten ze op de eerste rij
zodat ze alles als het ware
als eerste hoorden en zagen.
dit was de indruk van wanny:

het concert


een zeer bleek, klein en mager meisje
op buitengewoon hoge hakken
onder open zwarte lakschoenen
met satijnen strikken rond de enkels
was de violiste.
ze keek heel even glimlachend
de pianiste aan en begon.
of ze stemde af op de kale man
met zo diep in de kassen verzonken ogen
dat je ze nergens kon vinden.
ze waren alle drie in het zwart gekleed,
hetgeen het magere meisje nog dunner maakte,
vooral als er door haar spel
in combinatie met het licht
schaduwen over haar benige gelaat trokken.
uit haar decolletté
kwam geen aanzet tot borst tevoorschijn.
alles was licht en frêle aan haar,
zodat een man op de achterste rij
haar met een engel verwarde.
als ze speelde bewoog ze
handen, voeten, tenen zelfs,
schouders, taille en haar mond,
bij een verkeerde streek.
ze glimlachte glinsterend maar vaag
als ze boog bij applaus
of pijnlijk als er te vroeg werd geklapt.
de kale man ontlokte
strijk- en tokkelgeluiden aan een cello,
-door een meisje op de eerste rij
in haar onbenul een contrabas genoemd-.
soms speelde hij een mooi donker stukje,
dat heet thema, en dan
deed het vioolmeisje het na,
maar dan veel hoger,
zeg maar gillerig en snerpend.
de man op de achterste rij noemde dat "ijl"
dan was er achter hen de pianiste,
wel geheel in zwart maar hongaars
en van normaal postuur met bol,
stijl, zwart haar achter de oren gekamd
zodat het niet voor haar ogen viel.
zij glansde over heel haar gezicht,
met name haar neus overtrof bijna
de glans van de cello.
het vioolmeisje speelde
op een mooi handzaam viooltje,
waarvan de steel precies
bij haar mond kwam zodra ze hem
even stil op schoot had staan.
dan tuitte ze soms zonder erg haar lippen even.
in de cello waren aan weerszijden
van de steel, in de klankkast
ouderwetse guldentekens uitgezaagd,
of oudduitse ffen of ssen.
op de piano was een briefje geplakt
met een firmanaam.
ze speelden op een podium
voor een groenig geverfde stalen wand
die omhooggehesen kon worden,
en een beetje vaag licht weerspiegelde
dat terugkaatste op de muzikanten.
het meisje op de eerste rij
had liever donkerrode gordijnen gezien
die opzijgetrokken konden worden.
de glanzende pianiste speelde
en speelde soms zacht, soms zo hard
dat de stukken erafvlogen.
hoe ze precies wist wat ze moest spelen
las ze uit een album voor zich.
meestal keek ze er niet in.
maar achter haar zat een grauwe man
in een grijzig gekreukeld overhemd
met hoge schoenen en met een bril,
wat ineengedoken en somber,
die niets anders deed dan meelezen
en op tijd opstaan
en het albumblad vasthouden
tot hij het op een bijna onmerkbare knik
van haar mocht omslaan.
dan ging hij weer zo stil
en terneergeslagen zitten
-om zijn zonden te overdenken-,
dacht de vrouw op de eerste rij,
dat ze bang was dat hij misschien
in slaap zou vallen,
in geweeklaag uitbarsten
of in fantasieen zou gaan wegdromen
waardoor hij zijn taak zou verzaken
en de pianiste in nood zou brengen.
hij bleef echter goed bij de les
en stond steeds bijtijds op.
de beide andere musici
moesten zelf hun bladzijden omslaan
en dat ging gelukkig opperbest.
toen het publiek snapte
dat het pas moest klappen
als de muzikanten begonnen te buigen
ging alles heel gesmeerd, ook al
was het geluid vaak overdonderend,
deden ze elkaar na en vielen ze
nogal eens in herhaling ook.
de engel op de viool
piepte vaak wel wat erg benauwd
maar de cello en piano namen het dan over
en stelden haar gerust
zodat ze niet hoefde af te haken,
tot groot genoegen van
de man op de achterste rij.
het was een heel interessante ochtend.