index
naar goeroeweb

Het Piepkleine Wereldje
van Kaatje Kiek en High Tea

In een piepklein huisje

Wonen twee poezen en Norrie Maler.

Kaatje Kiek is de jongste

En verschrikkelijk bang voor onweer.

Norrie Maler is de oudste en zij

is verschrikkelijk bang

Om dik te worden.

De middelste is De Grote Rode Kater

En die is bang om moe te worden.

Norrie Maler is altijd bezorgd

Over de gezondheid van de poezen

En de poezen maken zich

Er vaak zorgen over,

Als Norrie weggaat,

Of ze wel terug zal komen.

Verder houden de poezen ervan

Door Norrie Maler vertroeteld

En geknuffeld te worden

En om dicht bij haar te zijn

en haar in de gaten te houden.

En Norrie Maler wil altijd weten

Waar de poezen zich verstopt hebben.

De Grote Rode Kater

Laat Kaatje Kiek meestal voorgaan

En Kaatje Kiek

Is Altijd jaloers

Als de Grote Rooie eens geaaid wordt.

En verontwaardigd ook.

Hij kijkt Norrie Maler dan aan

Met grote ronde kattenogen

Alsof hij zeggen wil:

“ben je wel goed bij je hoofd

om zo’n lelijk rood mormel aan te halen

terwijl je Mij hebt?”

Norrie probeert wel eens stiekem

De Rooie te aaien

Als Kaatje de andere kant opkijkt

Maar dan blijkt die opeens

Ogen in zijn achterhoofd te hebben

Want zijn oren

Richten zich dan achteruit

naar De Plaats des Onheils.

De Grote Rooie snort zacht

Zonder ook maar iets

In de gaten te hebben.

Niet hard maar net Te Hard.

De Geschiedenis van Kaatje Kiek

De moeder van Kaatje Kiekie

Had juist 3 kinderen gekregen

Toen het hevig begon te onweren.

Ze sleepte ze een voor een

Naar een droog plekje

En toen ze met het derde katje

De straat overstak

Werd ze overreden.

Zij en het broertje van Kaatje Kiek

Waren meteen dood.

Kaatje en zijn zusje

Zaten geweldig bang bij elkaar

Onder een struikje in de regen

Aan de rand van

Een groot flattendorp.

Daar werden ze gevonden.

Ze konden nog niet kijken.

Ze kwamen terecht bij een meneer

Die niet goed wijs was

En graag de baas speelde

Over een heleboel huisdieren.

Ze werden in een hoge

Kartonnen doos gezet.

zo konden de andere dieren

niet bij ze komen.

En zij konden die dieren

Alleen maar horen.

De meneer gaf ze flesjes melk

En zette ze soms op de kattenbak.

Hij gooide ook een beetje met ze.

dat vond hij een leuk spelletje

als hij wat biertjes had gedronken.

Kaatje Kiek vond het

Helemaal geen leuk spelletje

Maar de meneer vond

Dat Kaatje Kiek,

die toen Crimi heette,

geen mietje mocht worden.

Kaatje Kiek wist niet wat een mietje was

Maar het leek hem

Dat het beter was dan studeren

Voor Geen Mietje worden.

Hoe het met zijn zusje zat

Weet Kaatje niet meer.

Ze was minder bang dan hij

Want het gaf niet

Als zij een mietje werd.

Op een dag kwam er een Dame

En die nam zijn zusje mee.

En toen zat Kaatje Kiek

Helemaal alleen in de grote doos.

Hij hoorde de andere dieren

Maar hij zag nix.

Hij wou eruit maar dat mocht niet

Van de meneer want

Misschien zou hij dan onder de kast

Of achter de kachel zoek raken

Of de vogels opeten

Of zelf geplaagd worden

Door de Drie Grote Katers

Van de vadermeneer.

Kaatje Kiek mocht wel eens mee

Als de vader ging boodschappen doen.

Dan moest hij onder de jas

Met zijn koppie tussen de knopen

En allerlei vreemde mensen

Aaiden hem dan ook zo hard

En ze zeiden “oh wat een schatje!”

De meneer voelde zich dan

Erg lief en dan drukte hij Crimi

Extra hard tegen zich aan.

Kaatje huilde dan heel zachtjes

Want hij durfde geen mietje te zijn.

Norrie Maler had al

Zeven katten gehad.

Toen de laatste twee

Op haar schoot gestorven waren

Zocht ze twee nieuwe.

Eerst vond ze Kaatje Kiek,

Die toen Crimi heette

Ze ging naar de man

En zag hoe wild hij deed

En hoe bang Kaatje was.

Ze nam hem mee

En hij verstopte zich

Onder het bed.

Ze haalde hem weer tevoorschijn,

Aaide hem heel zachtjes,

Gaf hem eten en legde hem

Voorzichtig in een mandje.

Kaatje Kiek sprong uit het mandje

En verstopte zich

In een donker hoekje.

Ze haalde hem te voorschijn

Na een uurtje, aaide hem

Heel, heel zachtjes,

Fluisterde hem complimentjes

In zijn oortjes, gaf hem een snoepje

En legde hem in zijn mandje.

Kaatje Kiek liep uit het mandje

En ging achter de deur zitten.

Na een uurtje

Haalde Norrie Maler hem erachter vandaan.

Ze aaide hem heel stil,

Fluisterde lieve woordjes in allebei zijn oortjes.

Wees hem de kattenbak,

Maakte zijn snuitje een beetje nat

Met water, gaf hem brokjes

En legde hem weer

In het mandje.

Crimi liep uit het mandje en

Ging achter de draaistoel zitten.

Na een uurtje kwam Norrie

Bij de draaistoel met

Een bolletje wol,

Waaruit een draadje stak.

En dat draadje

Legde ze vlak voor Crimi neer.

Crimi vond het bolletje

Met dat losse draadje

Heel, heel griezelig.

Hij beefde een beetje.

Norrie haalde het bolletje

En het draadje heel

Heel langzaam weg en fluisterde dat hij

Nergens meer bang voor

Hoefde te zijn. En opeens

Stak Crimi

Zijn linker pootje uit

En hij pakte het draadje.

Norrie trok er een beetje aan

En Crimi ook.

Toen benoemde ze hem

Tot Liefste Bange Poesje Ter Wereld .

Hij trok nog een keer

Aan het draadje

En liep naar het mandje

En viel daar in een diepe slaap.

Daarna heette hij Kaatje Kiek.

De geschiedenis van High Tea

De Grote Rooie Kater

Kwam in Ierland ter wereld.

Hij had een lieve, rustige moeder

En toen hij groot was geworden

Ging hij mee met een paar mensen

Die nog nooit een kat gehad hadden

Maar het leek ze erg gezellig,

Een levend wezen in huis

Om je te verwelkomen

Als je ’s avonds van je werk kwam.

Ze aaiden hem als ze thuiskwamen

En noemden hem Murfie,

Omdat hij zo zachtjes kon snorren.

Na een poosje

Gingen ze verhuizen

Naar Nederland en

Ze namen Murfie mee.

Zo zat hij iedere dag

In een huis in een grote stad

Te wachten tot ze thuiskwamen.

Ze aaiden hem en gaven

Hem eten en soms

Bleven ze ’s avonds thuis

En dan zat hij bij ze te snorren.

Murfie sliep erg veel

Van verveling.

Er was nooit eens

Een bolletje wol

Of een balletje of elastiekje

Naar hem toegegooid.

Hij mocht niet in de kamer

Vanwege zijn harige vacht

En ook niet in de slaapkamer

Vanwege zijn harige vacht.

Die mensen hadden beter

Een kikker kunnen hebben.

Hij mocht ook nergens aankomen

En nix kapot maken.

Alleen zitten

In zijn eigen mandje

En snorren

Vonden ze goed.

Op een dag moesten ze terug

Naar Ierland.

Als je een kat

Vanuit een ander land meeneemt

Naar Ierland,

Dan moet die kat

6 weken helemaal alleen

in een hokje zitten.

Als hij daarna niet ziek is

Mag hij mee naar huis.

Dat vonden die mensen te duur

En zelfs een beetje zielig.

Daarom bleef Murfie

In de grote stad.

Daar werd hij in een kooi gestopt

Om te wachten

Tot iemand hem wou hebben.

Het was daar vies.

Zijn bak werd niet op tijd

Schoongemaakt en zo

Kreeg hij last met poepen

En pijn aan zijn oortjes.

Hij kreeg ook eten

Dat hij niet gewend was.

Omdat hij zo in zijn bak woelde

noemde zijn verzorgster hem Smurrie.

Norrie zocht een vriendje voor Kaatje Kiek

dat hem zou leren

dat je nergens bang voor hoeft te zijn.

Zo iemand was Smurrie.

Hij had een heel rood vel en

hij was altijd tevreden.

Toen hij binnenkwam zat Kaatje

zich schuil te houden onder een stoel.

Smurrie keek, verkende het huis,

rook aan Kaatje en ging slapen

Toen hij wakker werd heette hij

High Tea of misschien wel Heighty.

Hij bleef onverstoorbaar

en Kaatje bleef bang.

En Norrie was blij.

index
naar goeroeweb


"Maar kom ik dan nooit te spreken over het schilderij?
Een ogenblik.
Altijd eerst beginnen met omsingelen."