Johan de Kruisvaarder
Komt vaak boeken zoeken bij Jogje
Horseman.
Landkaarten, karrensporen, natuurverschijnselen, vrouwen en paarden
genieten
zijn warme belangstelling.
Sinds hij dat huis in BricBrac heeft, komt hij ook
vaak boeken halen
met titels als
"Hoe metsel ik mijn eigen schoorsteen", "Hoe
leg ik een tegelvloer".
"Hoe hanteer ik een zeis"
en verder alles op het
gebied van doe-het-zelven en klussen.
Voorts is hij ook hevig geïnteresseerd in
vertalingen
van de poëzie van Jacques Prevert.
Hij neuriet in zichzelf alsof hij zou willen leren vliegen
en Jogje maakt altijd
even een praatje met hem over de paarden
die hij van plan is aan te schaffen, af
te stoten,
te vermenigvuldigen of onder te brengen.
Ze hebben een zelfde visie
op dieren, die hen onder anderen niet geliefd maakt
maar hen daarom ook nader
tot elkander brengt dan anders het geval zou zijn.
Hij komt ook wel eens langs op vrijdagavonden als het al zo laat is
dat Jo Chum
in
een amicale stemming is
en ter ere van het bezoek een derde fles wijn ontkurkt
uit het Geheime Arsenaal, dat hij in de kelder van Jogje
achter de afdeling
"Wapentuig uit de 20ste eeuw" heeft verborgen.
Ze spreken dan tot in de kleine uurtjes over benen en hoofden
en over
restaurants waar mals rendierenvlees wordt geserveerd
met een bijzondere saus
waarin slakken en schildpadden verwerkt zijn.
Na januari begint Johan weer de kriebels te krijgen
en dan uit hij zijn
verlangen
om niet in zijn eentje met de dieren rond te hoeven gaan
maar dat hij
een metgezel zou hebben.
Hoeveel aangenamer en plezanter dat zou zijn bij het
in- en uitspannen,
bij het boodschappen doen, en ook voor de praat.
Hij vraagt Jo ditmaal of hij zin heeft om deze zomer mee te trekken.
Jo vindt dravers edele dieren en trekpaarden ook "best wel"
maar om maandenlang
met Johan op de bok te zitten
en te moeten luisteren
naar diens
exhibitionistische plannen
en getuige te moeten zijn van diens bekeringsdrift,
dat gaat hem te ver.
Hij begrijpt het allemaal best, hoort hij zichzelf,
zo hard dat hij weet dat hij
te veel gedronken heeft, zeggen,
maar misschien is het meer iets voor Jogje,
die
toch eigenlijk een avonturierster is,
die min of meer "toevallig" in de boeken
is terecht gekomen.
"Jaja, maar mijn zaak dan?" vraagt Jogje
en niemand ziet haar voet even tegen
die van Johan stoten.
Zo wordt bekokstoofd dat Jo vijf maanden "op de winkel past".
Hij is daar
helemaal warm en gelukkig van: zijn liefste wens in vervulling.
Nou ja zijn op
één na liefste dan.
Misschien blijven ze ook nog wel langer weg
of krijgen helemaal de smaak te
pakken
en dan kan hij dag en nacht in de geur van schimmelige boeken,
de
heerlijkste geur ter wereld immers, vertoeven.
Johan en Jogje moeten nog even bijkomen van schrik en blijdschap
en dan gaat
ieder stil zijns weegs.
"Eerst dacht ik dat het aan mezelf lag.
Daar word je eenzaam van.
Toen ben ik maar eens links
en rechts om me heen gaan vragen."