Jogje Horseman
Zij komt, evenals haar vriend Jo Chum uit een onherbergzame,
eenzame streek
waar
ze alleen de streektaal verstaan.
Op vrijdagavonden komt hij haar nieuwe aanwinsten bewonderen
in de Boeklezerij
en bijna bij iedere gelegenheid
brengt hij haar enkele tassen vol oude, vaak
vochtige boeken,
die hij overal ter wereld verzamelt in kringloopwinkels,
op
markten en braderieën.
Iedereen kent hem omdat hij altijd rondstapt
met een rode
zakdoek achter de brilpoten vastgezet
en over de glanzende schedel
gedrapeerd
en rustig schuifelend met een grote, meestal gele, rugzak
of
fietsend op een handkar vol boeken.
Daarom wordt hij vaak
aangehouden met het verzoek
zolders te komen ruimen.
Hij gaat altijd even kijken
en zoekt wat boeken uit
-als er geen boeken zijn, weigert hij er zijn tijd mee
te verdoen-
waarvan hij zegt dat hij ze "wel aardig" vindt,
maar erom te
springen zit hij niet.
Zo komt hij aan de kostbaarste en wonderbaarlijkste werken
voor Jogje,
die ze
hoofdschuddend van hem opkoopt.
Ter afrekening gaan ze over tot De Viering van
de Geweldige Vondst
en vullen ze de formulieren in voor de paardensport.
Het
gaat ze niet zozeer om het winnen als wel om het halen van hun gelijk.
Ze zijn diverse malen aangesproken
op hun door diverse bewoners als "wreed"
gekenschetste voorkeur
voor het misbruiken van dieren
die geen "nee" kunnen
zeggen.
Tot op heden zonder resultaat.
Als ze niet gaan afzien van het steunen
van de exploitatie van soortgenoten van
Parisienne,
zullen ze binnenkort het verzoek binnenkrijgen
met stille trom de
Kraal en het prediscipelendorp te verlaten.
Het is onbegrijpelijk dat weldenkende lieden,
literair geschoold zou je zeggen,
geen gevoel hebben voor andermans leed en onvermogen.
Hun verweer dat de paarden een uitstekende band hebben
met de jockeys,
verzorgers en andere machtswellustelingen,
wordt door
Sar Coest met een
hartstocht,
die je niet aan hem afziet, onderuitgehaald.
Ze proberen hem te
ontlopen maar hij weet ze uiteraard altijd te vinden.
Bij dergelijke
gelegenheden zet hij zich
zonder een woord te zeggen aan hun tafel,
laat zich
een litertje wijn inschenken en begint met onschuldig gekout.
Alle drie, en ook de nabijgeslopen omstanders,
weten dat Jo en Jog vanwege hun
klinkklare ongelijk
aan het kortste eind zullen gaan trekken,
maar vooral de
prediscipelen en de goeroes mogen graag luisteren
naar de terloopse manier
waarop Sar ze omsingelt en in het nauw brengt.
"Fikken en snikken, dat is het leven
en doen fikken en snikken
is dat niet de kunst?"